beperkt manoeuvreerbaar

Binnenvaartschepen

Binnenvaarders hebben veel ruimte nodig om te kunnen keren en te stoppen. Zeker als ze geladen zijn. Blijf bij ze uit de buurt. Vaak hebben binnenvaarders ook nog een behoorlijk grote dode hoek voor de boeg. Die kan oplopen tot wel 300 meter. Er is een eenvoudige manier om te weten of je in de dode hoek zit: als je de stuurhut van een binnenvaarder kan zien zit je niet in z'n dode hoek. Als een ongeladen binnenschip een sterke zijwind heeft, zal hij daarvoor compenseren door iets schuin ten opzichte van de wind te gaan varen. Het lijkt dan of hij het vaarwater oversteekt maar dat is niet zo. Vanwege hun diepgang blijven binnenschepen gelukkig meestal wat in de buurt van het midden van het vaarwater. Wij kunnen met een klein schip veel dichter bij de kant varen. Doe dat vooral ook als je in een vaarwater bent met veel beroepsvaart.

Voor duwstellen (een duwboot met daarvoor een aantal bakken) geldt het bovengenoemde nog sterker. Duwstellen zijn vaak erg groot en kunnen enorm uitzwaaien als ze een bocht moeten maken.

Sleepeenheden zijn slecht manoeuvreerbaar. Het gesleepte schip 'bungelt' tenslotte achter de sleper. Ze kunnen in bochten dus behoorlijk uitzwaaien. En vooral: vaar niet tussen een slepend en gesleept schip door. Daar zit de sleeplijn.

Zeilschepen

bezeildZeilschepen zijn afhankelijk van de wind. Om vooruit te komen moeten zeilschepen de wind in de zeilen hebben, anders gaan ze niet vooruit. Daarom kunnen zeilschepen niet tegen de wind in varen, dan zouden de zeilen alleen flapperen en geen vaart opleveren. Om precies te zijn kunnen zeilschepen niet meer naar de wind toe varen dan met een hoek van zo'n 45º. (Traditionele zeilschepen, waaronder de zogenaamde 'bruine vloot', kunnen zelfs maar 60º tegen de wind in varen.) In de afbeelding hierboven is met rood aangegeven wat voor een zeilboot niet bezeild is.

laverenDe truc die zeilschepen gebruiken om toch tegen de wind in te varen is om met een zigzag koers, zoveel mogelijk tegen de wind, steeds iets dichter bij hun doel te komen. Dat heet laveren of opkruisen. Als je in een kanaal vaart en je ziet dus een zeilschip steeds van de ene naar de andere kant varen, weet je dat het hier niet gaat om een schipper met een glas teveel op maar om een laverend schip. Zolang jij dan goed aan de rechterkant van het vaarwater blijft, moet het zeilschip voor jou uitwijken.

 

 

 

itemlogo

 

 

Toets je kennis van sluizen en beperkt manoeuvreerbare schepensluizen

button volgende