wind en stroming

Wind en stroming zijn invloeden op het manoeuvreren waar we zelf geen invloed op hebben maar waar we natuurlijk wel rekening mee moeten houden.

Wind

Van een oever wegkomen terwijl daar een krachtige wind pal op staat kan een hele toer zijn. Als de wind van achteren komt bij het inzetten van een draai, wordt de draaicirkel een stuk groter. Als de wind van voren komt bij het inzetten van de draai, wordt de draaicirkel juist een stuk kleiner. Om op een veilige manier met een flinke zijwind door een sluis of brug varen, vereist wel wat ervaring. Vaak draait de wind in een haven om bomen of gebouwen, waardoor de richting sterk verandert.

En het lastigste is waarschijnlijk dat je veel minder tijd krijgt voor je manoeuvre. Met rustiger weer kan je tijd nemen om de situatie te overzien en kan je de manoeuvre rustig en beheerst uitvoeren. Vaak heb je nog wel tijd om te corrigeren. Met een sterke wind moet je wel vaart blijven houden en krijg je vaak maar één kans om je manoeuvre te laten slagen.

Op open water kan een harde wind natuurlijk hoge golven veroorzaken en die brengen hun eigen risico mee. (Daarover meer in de cursus klein vaarbewijs 2.)

 

onderwaterschip-bovenwaterschipHet scheepstype is behoorlijk bepalend voor hoe veel last je van de wind hebt. Schepen met een groot bovenwaterschip (het deel van het schip dat boven water uitkomt) hebben natuurlijk het meeste last van wind. Met name motorcruisers hebben een groot bovenwaterschip en zijn dus heel windgevoelig. Dat is ook de reden dat steeds meer van dergelijke schepen worden uitgerust met boegschroef en hekthrusters.

Zeilschepen hebben juist een groter onderwaterschip en dus wat minder last van de wind. Ook op open water zijn zeilschepen stabieler dan motorkruisers als er een krachtige wind staat, als ze de zeilen hebben staan.

Hoe je precies manoeuvres uit moet voeren als de wind van invloed is, komt aan bod in volgende delen van deze cursus.

 

Stroming

compenseren-voor-stromingStroming komen we tegen op rivieren, in deltagebieden als de Westerschelde en de Maasmond en in kanalen wanneer wordt gestuwd.

Stroming heeft invloed op het manoeuvreren:
Als de stroming van achteren komt ga je extra hard en is het lastig om op de goede plek tot stilstand te komen;
Als de stroming van voren komt, is het juist heel makkelijk om te manoeuvreren omdat je vaart vanzelf wordt afgeremd;
Als de stroming van opzij komt, bijvoorbeeld bij het oversteken van een rivier, en je wilt toch recht oversteken, moet je voor de stroming compenseren door op te sturen.

Opsturen doe je door de kop van het schip schuin tegen de stroming in te richten en vooruit gas te geven. Je beweegt dan als het ware 'krabbend' zijwaarts. Als de stroming krachtig is moet je uiteraard meer opsturen tegen de stroming in: meer compenseren.

 

oversteken-met-stromingAls je stroomafwaarts vaart en de rivier oversteekt om een zijrivier op te gaan of een havenmond binnen te lopen, doe je dat als volgt:

  •  Je blijft bij de eigen oever tot je de havenmond in kan kijken. Dat noem je "de haven openvaren" en doe je om van tevoren overzicht over de situatie te hebben.
  • Als er geen andere vaart in de buurt is ga je opsteken om de rivier dwars over te steken.

Bij het naderen van de havenmond verminder je het opsteken geleidelijk.

  • Als je vanwege andere vaart niet ter hoogte van de havenmonding kan oversteken, vaar je langzaam door tot je veilig kan oversteken en vervolgens terug naar de havenmonding.
  • Denk er aan dat er ook in de havenmond een neer staat waar je voor moet corrigeren.

Niet doen:
Schuin oversteken vóór je de havenmond in hebt kunnen kijken en daar dan in één keer indraaien. Waarom niet: er kan een schip uit de havenmond komen dat je pas op het allerlaatste moment ziet. Bij het naderen van de havenmond zou je met volle vaart een krappe bocht moeten maken en loop je kans dat je draaicirkel te groot is. Als er ter plaatse ook nog een krachtige neer blijkt te staan, heb je te weinig tijd om daar goed op te reageren. Op deze manier een haven invaren is vrágen om een aanvaring.

 

kribbenIn rivieren zijn vaak kribben aangelegd: smalle landtongen die vanuit de oever uitsteken en dwars op de hoofdstroming liggen. Kribben zorgen er voor dat het vaarwater voldoende diepte houdt. Tussen de kribben ontstaat een draaikolk, waardoor de stroming zelfs tegengesteld aan de hoofdstroming kan zijn. Dat heet een neer. Als je met een kleiner schip tegenstrooms vaart, kan het een aardige tijdwinst opleveren om telkens iets tussen de kribben te gaan varen. Maar let wel op voor kribben te dicht bij je schroef.

 button volgende